Voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot invordering
1. Indien en zolang de schuldvordering en/of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat in die lidstaat wordt of worden betwist, kan de verzoekende autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in gevallen waarin artikel 14, lid 4, derde alinea, wordt toegepast.
2. Voordat de verzoekende autoriteit een verzoek tot invordering doet, moet zij de passende invorderingsmiddelen aanwenden die in de verzoekende lidstaat ter beschikking staan, behalve in de volgende situaties:
a) indien het zonneklaar is dat er in de verzoekende lidstaat geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die middelen niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de verzoekende autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de aangezochte lidstaat over vermogensbestanddelen beschikt;
b) wanneer de aanwending van die middelen in de verzoekende lidstaat tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.